Herman Lamers: De Ontmoeting

Ik maak objecten en ruimtes waardoor mensen gaan nadenken over hun positie en de betrouwbaarheid van waarnemingen en herinneringen. Wat zien we en wat willen we zien? Ik hou van de autonome werelden om ons heen waar we eigenlijk niets van begrijpen. Van de autonome wereld van de natuur de zee van planten en dieren, maar ook wiskunde, quantum mechanica en onze eigen intuïtie en onze onhandige verhouding daarmee. Daarin zie ik veel overeenkomsten met mijn verhouding tot het maken van een beeld. Ik voeg een autonoom verhaal toe aan de ruimte. De aanwezigheid van iets om ons heen zonder te weten wat het betekent en de (on)mogelijkheid van echt contact of begrip vind ik interessant. Ik maak simpel verwarrend en geef afwezigheid betekenis.

Mijn werk als kunstenaar, docent en curator ontwikkelt en beweegt zich rond deze ontmoeting. De confrontatie tussen verhaal en idee, vorm en materiaal, ruimtes en visuele concepten in een geconcentreerde context. Als maker van kunstwerken  onderzoek ik de principes, mogelijkheden en onmogelijkheden van het toevoegen van een kunstmatig element aan een ruimte, een constructie, een situatie. De ontmoeting met de ontstane ruimtelijke situatie is voor mij essentieel en ervaar ik als bijzonder motiverend. Mijn visuele antwoorden zijn in principe altijd gekunsteld en kunstmatig, soms harmonieus en esthetisch, maar ook vaak geforceerd en onhandig. Aan de ene kant is er het verlangen om te integreren met de ruimte in de geest van de ruimte, de 'genie loci', en aan de andere kant is er het verlangen om een ​​autonoom antwoord te geven op de situatie.

The Encounter

My work as an artist, teacher and curator develops and moves around the encounter. The confrontation between story and idea, form and material, spaces and visual concepts in a concentrated context.
As an artist I investigate the principles, possibilities and impossibilities of adding an artificial element to a space, a construction, a situation. The encounter with a space or spatial situation is essential for me and I experience it as particularly motivating. My visual answers are in principle always contrived and artificial, sometimes harmonious and aesthetic, but also often forced and clumsy. On the one hand there is the desire to integrate with space in the spirit of space, genius loci, and on the other hand there is the desire to give an autonomous answer to the given.